Column van Turfsteker.


 


Schamen doe ik me. Ik schaam me een Noordenvelder te zijn. Ik schaam me en voel me medeverantwoordelijk voor het feit dat ik deel uitmaak van een samenleving die kennelijk niet in staat is een medebewoner te behoeden voor de vernederende gang naar de voedsel-en kledingbank. Ik schaam me dat ik, door van mijn kiesrecht gebruik te maken, bestuurders heb gekozen die onmachtig blijken te zijn de noden van arme inwoners te lenigen.


 


In “De Krant” van 20 april jongstleden kon de lezer kennis nemen van de wisseling van de wacht bij de voedselbank. Nieuwe bestuursleden zijn aangetreden. Over die bestuursleden kunnen we kort zijn: Lof voor hen die zich inzetten voor de medemens. Prachtige mensen!


 


Citaat uit De Krant: “De doelstelling van de voedselbank is dat niemand in de gemeente (Noordenveld dus) met een lege maag naar bed gaat”.


 


Misselijk word ik van zo’n tekst. Doet mij direct denken aan de oorlog. Men heeft mij het volgende verteld: In de eerste maanden van 1945 kwamen, om de Hongerwinter te ontvluchten, vanuit het Westen van ons land sterk vermagerde kinderen naar Roden om aan te sterken. Bij verschillende inwoners werden zij ondergebracht.


 


De (veelal) Rotterdamse kinderen hadden geluk. Zij werden hier vertroeteld en gingen nadien weldoorvoed naar huis. Hoe treurig trouwens liep het af met die duizenden in het Westen des lands die nergens naartoe konden. Nooit heb ik trouwens begrepen waarom niet al die mensen tijdelijk naar onze contreien konden komen. Ruimte was hier genoeg. Goed, het eten was misschien wat eenzijdig, maar met al die boeren hier zullen aardappelen toch niet een probleem zijn geweest. Roden ving zelfs Belgische vluchtelingen op tijdens de Eerste Wereldoorlog.


 


De oorlog ligt ver achter ons. De honger dus niet. Een wereldwijd probleem, maar laten we ons beperken tot ons land, tot onze gemeente. Het is een regelrechte schande dat in het rijke Nederland, waar het geld tegen de plinten klotst en er miljarden naar het buitenland vloeien, er voedsel- en kledingbanken zijn.


 


En dan lees ik vandaag tot mijn verbijstering dat onze burgemeester twee mensen heeft gedecoreerd die al sinds 2005 vrijwilliger zijn bij de voedselbank. Over deze twee fantastische mensen niets dan lof, maar het is waarlijk een gotspe dat in onze gemeente, waar met subsidies wordt gesmeten, een kleding-en voedselbank bestaat. Hoe voelt een burgervader zich bij een gang naar zo’n “feestje”?


 


Vindt hij bijvoorbeeld Mensinge en het Speelgoedmuseum belangrijker dan zij, de door armoe gedrevenen, die de vernederende gang naar de voedselbank moeten maken? En met een lege maag naar bed gaan? Wat zijn dat voor bestuurders, die in campagnetijd uitbundig de trom roeren maar na het veroveren van het pluche onzichtbaar zijn voor de behoeftigen in hun gemeente?


 


Nee, dames en heren bestuurders, alles, letterlijk alles dient te wijken voor de noden van de arme medemens.


Een kleding-en voedselbank in Noordenveld: Een ongekende schande!! Doe er wat aan!


 


Turfsteker