Vastgezet Bericht.

BREAKING NIEUWS!Per 1 mei 2024 neemt een bekend gezicht uit Roden, Stefan Wendel van Videospot de nieuwssite ditisRODEN.nl over en wordt hiermee de nieuwe eigenaar.Hierdoor zal Stefan straks, naast het vaste en bekende team, ook geregeld als razende reporter op pad zijn om verslag te doen van al het nieuws in Noordenveld en omstreken.Misschien heeft u deze nieuwe bolide ook al voorbij zien komen?

De moord op Grietje Johanna Hellinga - Deel 7
4 Oktober 2019

Deel 7 van 8

De verdediging.

De ambtshalve aan de beklaagde weduwe toegewezen raadsman, Mr. Jan Jacob Wil­linge, begon zijn pleidooi met een protest tegen bepaalde uit­latingen van de subofficier van Justitie Mr. Scholten, die het in het ge­val van de beklaagde ken­nelijk be­treur­­­­de dat de doodstraf in 1870 in Ne­der­land was afgeschaft.

In de ogen van de verdediger waren dergelijke uitspraken on­gepast. Het be­wijs tegen de weduwe achtte hij evenwel overtuigend gele­verd. Alleen om­trent de ma­te van straf ver­schilde hij van mening met het OM. Lettende op de om­­­stan­dig­­­heden waar­onder de beklaag­de had gehandeld en de ge­moeds­toes­tand waarin zij verkeerde, meende pleiter dat tal van verzach­tende omstandig­he­den aanwezig waren.

Het OM en de getuigen verweet Mr. Willinge dat zij de hele zaak wel door een erg don­ke­re bril met grote glazen hadden be­keken, met het doel de schuld van de be­klaag­de zo zwaar mogelijk te laten lij­ken. Omtrent Ni­klaas Sterenberg, die samen met zijn stief­vader Pieter Hoeksema het hu­we­lijk met het slachtoffer als een han­deltje had gezien, sprak de verdediger zijn twijfels uit. Met lief­de had een en ander naar zijn overtui­ging niets van doen. Het bewijs daarvoor bleek vol­­­­­­­­­­­gens de raadsman uit het feit dat Ste­ren­berg tot twee keer toe had geweigerd zijn zie­ke ver­­­loof­de te bezoeken.

Ver­der vroeg hij zich af of Grietje Johanna, die volgens haar moeder in een som­­­­­­­­­­­­­be­re gemoeds­toes­­tand had ver­keerd, niet le­vensmoe was geweest. Dokter Johan Christiaan Offerhaus uit Norg had geschre­ven dat Grietje in 1889 aan bloedar­moe­de leed. Zij was dus wel daadwerkelijk lijdende. Zonder de be­ken­te­nis van de beklaagde zou de dood van Grietje Jo­han­na dan waarschijnlijk als zelf­­­­­­moord zijn beschouwd.

Het zou natuurlijk opzien hebben ge­baard, zo merkte Mr. Willinge op, wan­neer er na het overlijden van Grietje niet een over­lij­densadvertentie zou zijn ge­plaatst. Hij refereerde ook nog aan het feit dat de beklaagde altijd een keurig le­ven had geleid en in de plaatsen waar zij had gewoond nimmer met Jus­titie in aan­ra­king was ge­­­­weest. Nooit was uit officiële berichten naar voren ge­ko­men dat de ver­dach­­te een moord­dadig karaker zou hebben.

Zelfs Mr. Jo­han baron Mollerus van Westkerke, de burge­mees­ter van Baarn, had ge­schreven dat de ver­dach­te in de twee jaren dat zij in die plaats had ge­woond, zich stil en ordelijk had gedra­gen. Het was hem zelfs bekend dat de we­duwe haar in Baarn overleden dochter Diewer­tje immer een goed hart had toe­gedragen.

De burge­meester had trouwens nog wel een opmerking over de wedu­we; hij vond haar praat­ziek. Dan was er de burge­mees­ter van Norg, Louis Martinus Ever­­hard Brumsteede, die had verteld dat de moe­der van Griet­­je zeer zorg­zaam jegens haar dochter was ge­weest.

Mr. Willinge refe­reerde nog maar weer eens aan het feit dat de we­duwe haar toe­­­­­komst ui­terst somber had ingezien, om­dat zij vreesde tot de bedel­staf te wor­den veroor­deeld. Zelfs had zij aange­ge­ven graag te wil­len inslapen en niet meer wakker te worden. Een en ander gaf toch overduide­lijk haar ge­moeds­­toes­tand aan. Naar de o­ver­tui­ging van de ver­de­diger diende de eis tot levenslan­ge ge­van­ge­nis­straf dan ook niet te wor­den opgelegd. Hij vond de eis van het OM te hoog en te over­dre­ven en vroeg de rechters om clementie.

Haar zakdoek dicht tegen zich aanhoudend huilde de verdachte van tijd tot tijd, maar de bij haar ge­plaatste rijks­veld­wachters hielden haar met water en eau-de-co­logne bij de les. Van berouw liet de weduwe trouwens weinig mer­ken.



De straf

Enkele dagen voor het vonnis werd gewezen verzocht de weduwe de rechter of hij wilde toestaan dat haar nieuwe mantel, die nog in Ro­den lag, naar Assen kon worden overge­bracht. Bij de uitspraak wilde zij die mantel dragen. Haar ver­­zoek werd gehonoreerd. Op vrijdag 13 februari 1891 werd Grietje Wob­bes Hellinga-Gaaikema veroor­deeld tot een le­vens­lange gevangenisstraf. Of­schoon zij daar­voor, zoals gebruikelijk, veertien da­gen de tijd kreeg, ging de we­duwe niet in ho­­ger be­roep.

Omdat zij op 11 september 1891 zestig jaar oud zou wor­den werd artikel 12 van het Wetboek van Strafrecht, sub 2 van toepassing ver­klaard, hetgeen inhield dat ‘de afzonder­lijke opsluiting niet wordt toegepast op gevan­ge­­nen boven de leef­tijd van zestig jaren, tenzij op eigen verzoek’.



Naar de gevangenis

Onder geleide van twee rijks­veldwachters werd Grietje Hellinga-Gaaikema op zaterdag 28 februari 1891 met de trein van Assen via U­trecht naar de straf­ge­van­genis voor vrouwen in de Keizerstraat in Go­­­­rinchem gebracht, alwaar zij ze­ker ken­­nis zal hebben gemaakt met de uit Leiden afkomstige Ma­ria Catharina Swa­nen­burg, bijgenaamd “Leid­­­se Mie” of “goeie Mie”.



Maria, een seriemoor­dena­res met drie bewezen, maar waarschijnlijk tientallen slacht­of­fers, was op dat ogen­­blik 51 jaar oud. Zij haalde met haar “staat van dienst” zelfs het Guinness Book of Records, zijnde de grootste gifmengster aller tijden. Van­af 2 juli 1885 zat Mie eerst in de vrouwengevangenis in ’s Herto­gen­­­bosch en vanaf 8 maart 1887 in de vrouwengevangenis in Gorin­chem haar le­vens­­­lange ge­­­­­van­­ge­nis­straf uit. Zij overleed op 11 april 1915. Grietje en Maria had­­den iets ge­meen; met arsenicum brachten zij hun slacht­­­offers om het le­ven.



Het gratieverzoek

In 1898 diende de weduwe Hellinga een gratieverzoek in. De pas aan­getreden Ko­­­­ningin Wilhelmina beschikte afwijzend.



Overlijden

Grietje Wobbes Gaaikema overleed op 28 april 1911 in de vrouwen­ge­van­genis van Gorinchem. Zij werd 79 jaar oud. Waar en hoe zij werd begraven is niet be­kend, maar waarschijnlijk op de­zelfde wijze als haar enkele jaren nadien op 11 april 1915 overleden medegevangene “goei­e Mie”, met als volgers slechts en­ke­le per­so­neels­­­­leden van de gevan­genis en misschien de domi­nee, in een naam­loos, ge­num­merd graf zonder steen.



Gerechtskosten

 

De gerechtskosten in de zaak van de weduwe Hellinga bedroegen on­geveer 600 gulden.

 

Popke Hellinga

 

Popke Hellinga, de zoon van Klaas Hellinga en Grietje Wobbes Gaaikema, ge­boren op 19 februari 1862, trouwde op 28 mei 1892 in Rolde met Bouwina Heins. Popke overleed op 13 januari 1895. Zijn vrouw hertrouwde op 4 maart 1896 in Assen met Jan Drechsel. Het laatst overgebleven kind van Klaas en Griet­je overleed dus in 1895. Omdat Klaas Hel­linga een dochter overhield uit zijn eerste huwelijk had van de zes kinderen uit zijn twee­­­de huwelijk alleen Pop­ke de naam Hellinga in de mannelijke lijn kunnen door­ge­ven. Hij bleef echter kin­derloos en zo hield de tak Klaas Hel­linga op te bestaan.