Vastgezet Bericht.

ditisRODEN.nl krijgt nieuwe eigenaar...

Per 1 mei 2024 neemt een bekend gezicht uit Roden, Stefan Wendel van Videospot de nieuwssite ditisRODEN.nl over en wordt hiermee de nieuwe eigenaar. Wia Oldersma, de eigenaresse van ditisRODEN stopt dan ook per 1 mei.

Hierdoor zal Stefan straks, naast het vaste en bekende team, ook geregeld als razende reporter op pad zijn om verslag te doen van al het

De moord op Grietje Johanna Hellinga - Deel 6
27 September 2019

Deel 6 van 8

Over Grietjes verloofde Niklaas Sterenberg en diens stiefvader Pieter Hoek­se­ma.

Een stukje geschiedenis:

Pie­ter (Derks) Hoeksema zag het levenslicht op 17 november 1840 op “Oesin­ge­weer”, een prachtige, grote boerderij in Loppersum, in eigendom van zijn ouders Derk Eibes Hoeksema en IJda Pieters Hovinga (venga). Pieter had meerdere broers en zussen. Toen Pieter 12 jaar oud was, stierf zijn moeder IJda op 40-ja­ri­ge leeftijd, op 3 februari 1853. Zijn vader Derk Eibes her­trouwde op 23 fe­bru­ari1856 met zijn uit Win­scho­ten afkomstige huishoudster Eliza­beth Niemeijer. In dat­­zelfde jaar 1856 verkocht Derk de boerderij “Oesingeweer” en werd hij olie­mo­le­naar aan de Grintweg in Mid­­del­stum. Derk en Eli­zabeth kregen 2 kin­deren.

 

Pieter Hoeksema bleek een ondernemende jongeman. In 1859, toen hij 18 jaar oud was, werd hem handlichting verleend (uitspraak van de rechter waardoor een min­der­­jarige voor bepaalde rechtshandelingen handelingsbekwaam wordt). In de Nederlandse Staatscourant werd een en ander afgekondigd.

De oliemolen werd verkocht en het gezin Hoeksema verhuisde naar Termunten. In mei 1863 werd er opnieuw verhuisd en kwam het gezin terecht in de gemeen­te An­loo. Als beroep van Derk staat vermeld: winkelier. In april 1867 vertrok het gezin naar Eexterveensche­ka­naal, ge­meen­­te Wildervank, echter zonder Pie­ter, die al op 4 juni 1864 naar Mid­wol­da was gegaan. Vanuit Midwolda kwam hij in augustus 1865 terug naar Anloo en ver­trok in decem­ber 1866 naar Nieu­wolda.

 

Op 4 fe­bru­ari 1876 trouwde de 35 jaar oude vrijgezel Pieter Hoekse­ma met de 38-jarige Anje Derks Veg­ter, de moeder van Niklaas Sterenberg en de weduwe van Aart Niklaas Sterenberg. Voorheen trouwde Anje op 21 april 1865, 27 jaar oud, met de 62-jarige, op de “Fraeylemaheerd” in Losdorp wonende boer Aart Ni­klaas Steren­berg, die sedert 1 no­vember 1852, na een huwelijk van zo’n 25 jaar, weduw­naar was geworden van Aagtje Nicolaas Sterenberg, de weduwe van Evert Alberts Idema. Uit het huwelijk van Aagtje en Evert werd op 14 septem­ber 1829 de tweeling An­ne­gien en Ni­kolaas geboren.

Anje Vegter was in dienst bij boer Aart Sterenberg en trouwde dus, ondanks een leeftijds­verschil van zo’n 35 jaar, met haar werkgever. Het was een gedwon­gen hu­we­lijk. Het echtpaar kreeg 5 kinderen, onder wie Niklaas, geboren op 20 au­gus­tus 1866. Aart Ni­­­klaas Steren­berg stierf, 70 jaar oud, op 19 ju­ni 1873 in Los­dorp (zijn grafzerk staat nog altijd bij de Ned. Her­vorm­de kerk in dat dorp).

 

 

Pie­ter Hoeksema trok na zijn huwelijk in bij Anje Vegter op de “Fraeylema­heerd” in Losdorp en werd de stief­­vader van de tienjarige Niklaas, van Anne­chien, Jantje, Griet­­je en Trijntje, Niklaas’ vier zus­jes. Al spoedig kwam aan het huwelijk van Pieter Hoeksema en Anje Vegter een ein­de. Op 6 november 1876 werd een jon­getje leven­loos geboren. Drie da­gen la­ter over­­­­­leed moe­der An­­je in het kraam­bed.

Niklaas Steren­berg maak­te in zijn jonge leven dus het een en ander mee. Hij was tien jaar oud en had zijn beide ouders verlo­ren. Met zijn stiefvader Pieter Hoek­sema en zijn vier zusssen bleef Niklaas over. In 1882 werd het gezin nog gecon­fronteerd met een grote brand. Om zes in de morgen van 29 september stond de kapitale “Fraeylemaheerd” in vuur en vlam. Met zeer veel moeite wist men slechts het voorhuis te behouden.

Het opgeslagen koren en het vee wist men eveneens te redden. In 1885 verliet het gezin “Fraeylema” en gingen Pieter Hoeksema en zijn stief­kinderen huns weegs. Pieter Hoeksema vertrok naar Ste­dum. Samen met zijn zussen ging Niklaas naar het dichtbij Delfzijl gelegen Uit­wier­de, waar hij lo­­ge­­ment­­hou­der werd op de bui­ten­plaats “Wet­­­ter­stein”.

Hoe kwam Niklaas Sterenberg in contact met Grietje Johanna Hellinga? Reizen was vroeger niet zo eenvoudig als heden ten dage. Dan was er het feit dat Griet­je, de latere verloofde van Steren­berg, in verschillende plaatsen in ons land woon­de. Contact met Sterenberg was dan, ook al gezien de leeftijd van het meis­je, vrijwel uitgesloten.

De mogelijk­heid bestaat dat, wellicht via familie of kennissen, stiefvader Pieter Hoeksema de jongelui met elkaar in contact bracht. Hij zou dan waarschijnlijk wel degelijk op de hoogte moeten zijn geweest van het feit dat Grietje Jo­han­na niet onbe­mid­­­­­­­­­­deld was. Eigenbelang speel­de dan waarschijnlijk een voor de hand liggende grote rol. De worst die Hoeksema door Ni­klaas Ste­ren­berg was voor­ge­houden, de hem be­loofde 1% van het vermogen van een goede huwelijkskandi­daat, was natuur­lijk een niet te versmaden lekkernij.

Hoe dus precies het contact tussen Grietje en Niklaas tot stand kwam zal waar­schijn­lijk voor altijd in nevelen ge­huld blijven. Direct na het drama met zijn ver­loofde en de daarop volgende rechtszaak, die eindigde eind februari 1891, ver­dween Niklaas Sterenberg al in mei 1891 met de noorderzon. Zelfs zich bij de gemeente Delfzijl te laten uitschrijven ver­zuimde hij. Een paspoort zal hij dan ook waarschijnlijk niet hebben ge­had. Ni­­­klaas’ vertrek leek op een vlucht. Nie­mand wist waar hij was gebleven.



Al kon hem natuurlijk de vergiftiging van zijn verloofde niet worden aan­ge­re­kend, moreel gezien viel Niklaas het een en ander aan te rekenen. Zijn stief­­vader Pieter Hoeksema had hij immers, wanneer hij met Grietje was ge­trouwd, een per­­­­­­­cen­tage beloofd van haar kapitaal.

Bij de tienjarige volkstelling van dat jaar, op 17 november 1899, haalde de ge­meente Delfzijl de naam van Niklaas Sterenberg ambtshalve door. Hij was en bleef onvindbaar.

Uiteindelijk kwam Niklaas weer tevoorschijn. In zoverre, uw schrijver (Tj. K) vond hem na lang zoeken tussen de namen van honderden emigranten op het stoom­schip de “Maas­dam”. Op zaterdag 23 mei 1891 voer het schip, met als ka­pitein Ailderd Potjer, vanuit Rotterdam via Bou­logne-Sur-Mer naar New York, waar de 24-ja­rige Niklaas op 4 ju­ni 1891 aan­kwam en zich meldde bij Cast­­le Gar­den Immi­gra­tion Center. Van daar­­­­­­uit trok Niklaas verder Ameri­ka in, naar Ka­lama­zoo in Michigan. Hij stond daar geregis­treerd als boer.

Op 4 oktober 1899 trouwde Niklaas in Kalamazoo, 33 jaar oud, met de 20-jarige Maria Kannegieter, die in 1888 met haar ouders en de andere kin­deren, komende uit Nieu­wol­da, vanuit Amsterdam met het schip de “Edam” naar Ame­rika ver­trok en aan­­­kwam in El­lis Island.

Ni­klaas overleed op 5 augus­tus 1939 op 72-ja­rige leeftijd in Kala­ma­zoo. Maria stierf op 18 november 1971, op zeer hoge leef­tijd. Zij werd 92 jaar oud.

Samen met haar gezin emigreerde ook Niklaas’ zuster Trijntje, maar pas in 1915. Zij vestigden zich eveneens in Kalamazoo.

Pieter Hoeksema ver­trok in 1885 vanuit Losdorp naar Stedum. Of hij, zoals Ni­klaas Ste­renberg, het ook verstandiger achtte om maar te verdwijnen is niet be­kend, maar niet onmogelijk. Ver weg van het Groninger land overleed Pie­ter Hoek­­sema op 30 maart 1920 in Arnhem.

Tot zover Niklaas Sterenberg en Pieter Hoeksema.



Vervolg proces.

De strafeis

Na de getuigenverhoren werd het woord gegeven aan de ambtenaar van het OM, de sub­stituut-officier van Justitie Mr. Wessel Christiaan Andries Scholten, die be­­­­­gon met er op te wij­­­­zen dat in de Asser courant van 16 en 17 oktober 1890 de vol­­­­gende advertentie voorkwam;

He­den overleed, na een ongesteldheid van eni­ge dagen, tot diepe droef­heid van ons en van hem, met wie zij in het huwelijk dacht te treden, onze zo innig gelief­de en eenige dochter en zuster

Grietje Johan­na

op de leeftijd van bijna 21 jaren.

Roden, 14 oktober 1890.

Wed. K. Hellinga-Gaaikema

P. Hellinga.

Eenigste en algemeene kennisgeving aan familie, vrienden en bekenden.

(Noot Tj. K: bijna 21 jaren moet zijn bijna 20 jaren).

Weinigen hadden bij het lezen dezer adver­tentie kun­­nen vermoeden, zo sprak Mr. Schol­ten, dat de moeder de moor­­denares was van haar doch­ter, wier over­lijden op zo’n weemoedige toon was aange­kon­digd. En toch was dit het ge­val. In een groot aantal jaren was in ons land niet een zo verschrikkelijk misdrijf ge­pleegd, althans niet voor de recht­­bank in Assen behandeld.

Was er een afgrij­se­lijker misdrijf denkbaar dan dat een moeder, met voorbe­dach­­­­­­ten rade en zon­der e­nige ver­zachtende om­standigheid, haar nog enige doch­ter door het toedien­en van rattenkruid een vre­­selijke dood deed ster­ven?

Mr. Scholten memoreerde aan het feit dat Pieter Hoeksema, door een vrouw te vinden voor zijn stiefzoon, een aardig bedrag zou opstrijken. In Grietje Johanna Hellinga werd die vouw gevonden.

Bijna, zo sprak Mr. Scholten, werd zo een vrouw voor 1 procent geleverd. Spre­ker vervolgde met te zeggen dat het zo af­schuwelijk was, dat zeker velen de af­schaf­­­fing van de doodstraf zouden be­treu­ren.

De geliefde, overleden Koning Willem lll verleende voor die afschaffing in 1870 meestal wel gratie, maar spreker betwijfelde of, indien de dood­straf nog in Ne­der­­land had bestaan, de Koning genegen zou zijn geweest in dit uitzon­der­lijke ge­­val die gratie te verlenen.

In vele landen om ons heen had de be­klaagde in dit geval ze­ker de doodstraf ge­kregen. Mr. Scholten, die de zwaarste straf zou gaan eisen, voegde nog het vol­­­­­gende toe: “God moge het aan deze vrouw verge­ven, hetgeen zij hare doch­ter heeft mis­daan. Wij mensen kunnen haar niet verge­ven”.



Hij hoopte ten slotte van harte dat, wanneer voor de beklaagde het laatse uur zou aanbre­ken, hetwelk zij waarschijnlijk in gevangenschap zou door­bren­gen, dat laat­ste uur voor haar niet te zeer zou worden belast door het vre­selijke denk­beeld haar dochter in de bloei van haar leven op een afgrijselijke wij­ze van het leven te hebben beroofd.

Op luide toon betoonden de belang­stel­len­den op de publieke tri­bune hun in­stem­ming met het requisitoir van Mr. Scholten. De presi­dent moest tot rust ma­nen. Tij­dens de zitting vielen van tijd tot tijd vrou­wen in on­macht en moesten uit de zaal worden gebracht.

Tijdens de voor­lezing van het vonnis door waarnemend president Mr. R. E. Oos­­­­­­­­­­­­­­ting, wat drie kwartier in beslag nam, gaf het aanwezige pu­bliek op fluis­te­rende toon uiting aan haar afgrij­zen en verontwaar­di­ging over de daad van de we­­­du­we. Een der aanwezige vrouwen ver­klaarde in tra­nen: “Ik wil nog be­de­len voor mijn kinderen en zo’n mens vermoordt haar kind om geld”.

Mr. Oosting: “Ik heb de eer te nemen het volgende requisitoir: Overwegende dat wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de beklaagde is ten laste gelegd, gezien artikel 289 van het wetboek van strafrecht, heb ik de eer te rekwireren dat de rechtbank de beklaagde schuldig verklare aan moord en haar deswege ver­­­­­oor­deele tot levenslange gevangenisstraf”.

De weduwe snikte vaak luid, maar zon­der tra­nen. De uitspraak werd vastge­steld op vrijdag 13 fe­bruari 1891. Om drie uur die middag werd de zitting ge­slo­ten. Al­vorens zij werd weggeleid maakte de verdachte een buiging voor de rech­ters.