Vastgezet Bericht.

ditisRODEN.nl krijgt nieuwe eigenaar...

Per 1 mei 2024 neemt een bekend gezicht uit Roden, Stefan Wendel van Videospot de nieuwssite ditisRODEN.nl over en wordt hiermee de nieuwe eigenaar. Wia Oldersma, de huidige eigenaresse van ditisRODEN stopt dan ook per 1 mei.

Hierdoor zal Stefan straks, naast het vaste en bekende team, ook geregeld als razende reporter op pad zijn om verslag te doen van

De moord op Grietje Johanna Hellinga - Deel 5
20 September 2019

Deel 5 van 8

Vervolg getuigenissen.

Niklaas Sterenberg.

De verloofde van Grietje Jo­­­han­na Hellinga, de op 21 augustus 1866 in Losdorp geboren Niklaas Sterenberg, ver­klaarde dat hij vroeger ie­mand 1% van het ver­mogen van een goede huwe­lijks­kandi­daat had beloofd, maar dat van een derge­lijke belofte bij Grietje Johanna geen sprake was ge­weest (later bleek dat hij dat wel had ge­daan aan zijn stiefvader Pieter Hoeksema).

De weduwe had, zo verklaarde Sterenberg, hem gevraagd of zij na het hu­we­lijk bij hem en Grietje Johanna kon gaan wonen, maar daar was Steren­berg niet van ge­diend ge­weest. Hij wilde zijn schoon­­moeder niet over de vloer hebben.

Vervolgens was het onder­handelen begonnen. De be­klaag­­de, beseffende dat zij niet bij haar dochter en schoonzoon mocht gaan wonen, had als een vorm van com­pen­satie 6000 gul­den gevraagd. Sterenberg verklaarde te hebben gewei­gerd. Wel was hij tot de slotsom ge­ko­men dat zijn aan­staan­­­­­­de schoon­moe­der niet kon rond­komen zon­der de steun van haar dochter en hij was daarom bereid de wedu­we de renten van 4000 gul­­den te be­talen.

Sterenberg wist trouwens dat het geld van Grietje Johan­na was belegd. Hij dacht dat het 18.000 gulden was. De wedu­we was niet tevre­den ge­weest met de door Ste­ren­berg gebo­den renten en had in haar o­gen geen an­dere keus dan het huwe­lijk te­gen te gaan.

Op 7 oktober 1890 stuur­de Ste­ren­­berg zijn verloofde Grietje 10 gul­den. Ken­ne­lijk was er op­nieuw geldgebrek in Roden. Op 9 oktober schreef Grietje Johan­na haar verloofde dat zij zich niet goed voel­de. Zij had di­arree. Een dag later stuur­de zij Sterenberg opnieuw een bericht en vroeg hem met de trouwpapieren bij haar te ko­men. Haar verloofde schreef te­rug dat hij ver­hin­derd was.

In de rechtszaal verklaarde de beklaagde weduwe dat zij Sterenberg tien gulden had ge­stuurd om de rekening van de drogist Pieter Vic­tor Sormani aan de Grote Markt in Gro­ningen te be­ta­len en hem ook nog tien gul­den had gegeven voor een ver­lo­­vings­ring. Getuige Niklaas Sterenberg ontken­de dit ech­ter, waarop de President van de rechtbank naar de weduwe sneerde hoe zij Sterenberg geld kon sturen terwijl zij zelf niet eens de dagelijkse bood­­schappen kon betalen.







Annechien Sterenberg.

Een zuster van Niklaas Sterenberg, Annechien, die ook een getuigenis had af­ge­legd, kon niet aanwezig zijn op de zitting wegens ziekte. Zoals uit de proces­stuk­­­­ken bleek had de we­du­we tri­omfantelijk tegen Annechien verklaard dat de plannen op “Wetterstein”, het koffie­huis van Niklaas Steren­berg, in duigen wa­ren gevallen. Zij was nu de baas.

Jan van der Spoel.

De van Roden op Groningen rijdende boderijder Jan van der Spoel ver­klaarde dat de beklaagde omstreeks 20 september 1890 bij hem was ge­­komen met de vraag om voor 10 cent opgelost rattenkruid uit Gro­ningen mee te nemen. Hij had echter voor 20 cent meegenomen, de mini­mum afname.

Op 27 september vroeg de beklaagde Van der Spoel naast rattenkruit ook opi­um­kraan­drup­­­­­­­pels mee te ne­men. Zij wilde daar­mee mieren vergiftigen. De we­du­we ver­telde dat ze het gif bij hem, Van der Spoel, thuis zou afhalen en dat hij er niet met haar zoon Pop­ke, met Griet­­je Johanna en Ananias over mocht spre­ken. De boderijder kocht het gif op 3 oktober 1890 bij apotheker Brands in de Gul­den­straat in Groningen

Bij terugkomst uit Groningen was er bij Van der Spoel thuis een berichtje dat hij het gif toch maar naar de weduwe in Roden moest bren­gen. De beklaagde bleek alleen thuis te zijn toen de boderijder het gif bracht. Druppels had apo­theker Brands niet wil­len af­geven, zijnde een te zwaar gif, maar wel rattenkruit. De be­klaagde vertelde Van der Spoel ook nog dat zij Grietje Johanna, die bij haar ver­loofde op Wetterstein logeerde, wilde verras­sen met het feit dat de mie­ren waren ver­dwenen.

Annechien van der Spoel-Talens.

Eenduidig als haar zoon Jan verklaarde getuige Annechien van der Spoel-Talens over de bestel­ling. Zij was rond 12 oktober 1890 bij de weduwe op be­zoek ge­weest. Op dat ogenblik moest Grietje Johanna braken. Even later had de be­klaag­­­de te­gen mevrouw Van der Spoel gezegd dat Grietje Johanna zich al wat beter voel­de, waarop de getui­ge had geantwoord dat ze daar erg aan twijfel­de. De weduwe had daar­­op geantwoord: “praat me er niet over,’t is net als met on­ze Dien­­tje” (Diewerke, die, zeventien jaar oud, in Warmond over­­leed).

Ten tijde van het schouwen van het lichaam van Grietje, op 15 oktober, kwam Anne­­chien naar de woning van Ana­nias en vroeg zij aan de daar ook aanwezige moeder van Grietje: “Mens, wat er is ge­beurd, ik kan ervan den­ken wat ik wil.”

De we­duwe ant­woord­­­de hierop: “kan mijn dochter dan geen zelfmoord gepleegd heb­ben?” Uit die woorden maakte Ana­­nias op dat de be­klaag­de zich niet op haar gemak voel­­­­de.

Petrus Busscher.

Petrus Busscher, kastelein en overbuurman van Ananias, wist dat de be­klaag­de eerst voor het huwelijk was, maar later tegen. Hij ver­klaar­­de dat de we­­­duwe vrij veel sterke drank bij hem kocht. Busscher had eens op gemoedelijke toon te­gen de we­du­we gezegd: “nu raak je je doch­ter gauw kwijt”, waarop die had ge­ant­woord: “ja, als het zover komt”.

Jantje Brink.

Na een opmerking van Jantje Brink, de vrouw van kastelein Busscher, dat Griet­je Johanna op de hoogste trap stond, had de weduwe geantwoord dat ze dan maar moest op­pas­sen dat ze er niet af zou vallen. Toen Griet­je Jo­han­na was over­­­­­leden viel het mevrouw Busscher op dat de be­klaag­de daar niet erg onder leed. Op haar vraag of de dokter ook was ge­haald, had de be­klaag­de in Gronings dialect geantwoord: Och, dokter, niks weert. Grietje sol trouwt we­­­zen met Ste­ren­berg, maor nou ben ik der”.

Verontwaardigd veerde de weduwe tijdens de verklaring van mevrouw Busscher op van haar stoel en riep dat wat de getuige vertelde niet waar was.

Grietje Van der Veen.

Getuige Grietje van der Veen, de vrouw van café­hou­der en krui­denier Harm de Vries, ver­klaar­de dat zij had gezien dat Grietje Jo­hanna de dag voor haar over­lijden braakte. Zij had er bleek uitge­zien. Op de vraag van de rechter of de be­klaag­de, die bij De Vries haar bood­schap­­­­­­pen deed, altijd op tijd betaalde, ant­woord­de de getuige ont­ken­nend.

Abraham Wijnberg.

Borstelmaker Abraham Wijnberg uit Leek vertelde de be­klaagde te hebben ge­feliciteerd toen hij hoorde dat haar dochter Grietje Jo­han­na zou gaan trouwen. De weduwe had geantwoord dat een en ander nog niet in het vaatje zat waar­­­in het moest zu­ren. Met andere woorden, zij zou er wel een stokje voor ste­ken.

De weduwe stond nog voor honderd gulden bij de borstelmaker in het krijt en vroeg hem, in een poging haar schuld af te lossen, of hij gordijnen van haar wil­de kopen. Wijnberg was niet geïnteressseerd. Hij wist trouwens dat de be­klaag­de moest leven van de in­kom­sten van haar dochter en toen hij hoor­de dat Grietje Johanna plot­seling was over­le­den had hij, op basis van haar moeders uitspraken, arg­waan ge­kre­gen.

Teunis Strating.

De bank van lening houder Teunis Strating uit Assen kreeg, zo verklaarde hij, begin 1890 een brief van Popke Hellinga over het belenen van een arm­band. In de eerste week van au­gustus 1890 werd door de be­klaagde zelf een ju­welen speld gelost (los­sen be­te­kent: Het terughalen van het onderpand na betaling van de be­leen­som plus de openstaande rente).

Per brief had zij in het laatst van september de rente betaald. Trouwens, op 11 augustus had de weduwe enkele zilveren voorwerpen naar Strating gestuurd en mid­den ok­to­ber 1890 had Pop­­ke hem een gou­den horloge en een armband ge­bracht. Er dus dus kennelijk geldgebrek.

Jan Brink.

Rijksveldwachter Jan Brink uit Roden verklaarde dat hij had vastgesteld dat de over­ledene Grietje Johanna Hellinga was. Bij de beklaagde thuis had hij ook nog een flesje ge­vonden met een ver­dachte inhoud. In de rechtbank werd niet duide­lijk of de inhoud van dat fles­­­je nader was onderzocht.

Notaris Hendrik Van Lier.

In verband met drukke werk­zaam­he­den en ge­zien het feit dat zijn verklaring in deze zaak niet van over­we­gend be­lang was, getuigde notaris Hendrik Van Lier uit Assen niet. Hij had verzocht niet te worden opgeroepen.

Dialoog President van de rechtbank en de verdachte.

De beklaagde weduwe bleef erbij de moord te hebben gepleegd omdat zij de toe­­komst zo don­ker inzag. Zij verklaarde desalniettemin haar kind zeer lief te heb­ben. De pre­­sident zei dat het hem door het hart sneed dat een moe­der, die haar kind zo liefhad haar desondanks ver­giftigde. Daarnaast vroeg hij zich af, wan­­neer een doch­ter bijvoorbeeld vrien­delijk en lief tegen haar moeder was, toch het plan kon rijpen om haar kind te vergif­tigen.

Hij vroeg de weduwe of zij misschien te veel dronk. De president herinnerde ook nog aan het feit dat de be­­klaag­de de timmer­man, die de lijkkist had ge­maakt, op­dracht had ge­ge­ven die zo­da­nig te timmeren dat hij niet meer geopend kon wor­den.

De president: “Heeft U nooit een stem ver­­nomen die U wakker maakte en zei: tot hier en niet ver­der? U was bezorgd dat het li­chaam werd gezien, U wei­gerde de dok­ter te laten komen en U wilde het li­chaam niet afge­ven. Al deze om­stan­dighe­den doen uw schuld uit­ko­men. Had U reeds het plan bij de tes­tamentaire be­schik­­king om uzelf te be­voor­delen en om uw dochter te be­na­de­len”?

Hef­tig snik­­­kend ver­klaar­de de weduwe dat zij een dergelijke stem niet had ge­hoord en dat het plan om haar dochter te vergif­ti­gen pas was gerijpt toen Griet­jes ver­loofde Ste­ren­­berg haar ver­stoot­­­­te. Zij vertelde veel “Hoffmans” druppels te gebruiken, een middel te­gen de zenuwen.

De weduwe volhardde in haar verklaring dat zij haar dochter voor het eerst op 12 oktober 1890 arse­nicum toe­diende. Was Grietje Johanna getrouwd, dan zou zij, de beklaagde, straatarm zijn geworden.